Vraag & Antwoord

Zijn familie valt de eer van de boodschapper van Allah aan en beledigen zijn metgezellen

“Allah , Zijn boodschapper en de islamitische natie hebben geadviseerd een aangemoedigd om de familiebanden en verwanten te onderhouden. Bij Allah, vandaag de dag merken wij hier niets van! Dit is vanwege de slechtheid van de mensen waarmee wij vandaag de dag leven en hun slechte houding en achteloosheid ten opzichte van Allah. Mijn familie heeft mij kwaad berokkent, zij beledigen en schelden mijn moeder uit terwijl ik aanwezig ben! Wanneer ik met mijn familie in hun huis zit, dan schelden en tasten zij de eer van de boodschapper van Allah, vrede zij met hem, aan en tevens beledigen zij de metgezellen! Bega ik een zonde wanneer ik hen afsnijdt en niet meer in contact met hen kom? Wij vragen Allah om Zijn bescherming en jullie te helpen met jullie werk voor de islamitische natie.

Alle lof is voor Allah. 

Allereerst:

Het is niet gepast om met deze mensen te zitten die de moeders der gelovigen (de vrouwen van de profeet) uitschelden en op hen vloeken, behalve wanneer het noodzakelijk is met hen te zitten. Het is verplicht om afkeer en haat te laten blijken voor hun daden en slechtheid. Hij dient alle middelen te verrichten om hen uit te nodigen en hen te adviseren hieromtrent, zodat zij stoppen met deze kwaadheden en verdorvenheden.

Als deze personen hechte naaste familieleden zijn van een mens dan is het betere om zich in te zetten het contact met hen te behouden om hen uit te nodigen tot Allah en alle inspanningen te verrichten dit te realiseren. Want, waarlijk dat jij de reden bent dat iemand rechtgeleid wordt is beter dat (dure) rode kamelen. De boodschapper van Allah, vrede zij met hem, zei in een overlevering: “Als Allah één persoon naar de Islaam zou leiden door middel van jou, dan zou dat beter zijn voor jou dan de rode kamelen.” Overgeleverd door al-Imaam al-Boekhaarie.

Hij dient de familiebanden niet te verbereken alleen maar vanwege een eigen recht.

Ten tweede:

Veel zaken hebben een uitweg  en een eventuele interpretatie, maar het beledigen van de onze geliefde profeet, vrede zij met hem, en het beledigen van zijn metgezellen is direct het beledigen van de Heer der Werelden, Die Zijn profeet heeft uitverkoren en gekozen voor Zijn Boodschap en hem geprezen in de Qor-aan  en zo ook zijn edele metgezellen (moge Allah tevreden met hen allen zijn). 

Het aantasten van de eer boodschapper van Allah, oftewel het beledigen van zijn vrouwen of een van hen, is een directe belediging van de boodschapper van Allah, vrede zij met hem. Want de boodschapper van Allah heeft haar gekozen en haar gehouden en bleef haar echtgenoot tot aan zijn overlijden. Het beledigen van een van de vrouwen van de boodschapper van Allah is een belediging van Allah Die deze vrouwen heeft gekozen als echtgenotes voor Zijn profeet en met hen tevreden is en Zijn profeet niet heeft opgedragen om van hen te scheiden.

Een dergelijk schending belediging komt alleen voor bij hen die door Allah verblind zijn van de weg van leiding en waarheid zoals de Raafidhah en hun soortgelijken van de mensen van de dwaling en ketterij of zij die door hen beïnvloed zijn geraakt. Wij vragen Allah om Zijn bescherming. 

Vandaar dat je jouw familie dient te vermanen afstand te nemen van dit grote kwaad en hen te verduidelijken dat dit een uittreding uit de religie inhoudt en de weg is van de kwaadaardige verketters. Verder dien je hen te waarschuwen dat dit slechte gevolgen heeft zowel in deze wereld als in het Hiernamaals.

Als ze hier gehoor aan geven dan is alle lof aan Allah, doen zij dit echter niet dan dien je alle mogelijke middelen te bewandelen om hen te overtuigen. Zoals het uitnodigen van geleerden om hen te vermanen ook al is dit op een indirecte manier, je kunt hen ook wijzen op sommige boeken en lezingen over dit onderwerp. Als dit allemaal niet helpt en je in staat bent de band met hen af te snijden dien je dit te doen uit verdediging voor de geliefde boodschapper. Op zijn minst dient je  duidelijk je afwijzing te laten zien voor wat zij zeggen en de zitting te verlaten. 

Imaam al-Baghawiey (moge Allah hem genadig zijn) zei over de overlevering van Ka’b ibn Maalik en zijn metgezellen die niet meegingen tijdens de slag van Taboek: “Hierin is een bewijs dat het toegestaan om bijvoorbeeld iemand die bekend staat om zijn innovatie permanent te negeren *… de Soennah van de metgezellen en de Taabi’ien en hun volgelingen is hier getuige van. De geleerden van de Soennah zijn het met elkaar eens dat de mensen van de innovatie en nieuwlichterij verlaten (Hadjr) dienen te worden en een vijandig houding ten opzichte van hen dient te hebben.” Einde citaat uit “Sharh’ as-Soennah: (1/227). 

Ibn Moeflih’ (moge Allah hem genadig zijn) zei: “Imaam Ahmed zei: “Het is verplicht om degene die ongelovig of buitensporige is geworden door zijn Bid’ah te verlaten of uitnodigt tot een dwalende innovatie of een Bid’a waarbij de uitvoerder ervan buitensporig wordt (Faasiq). Dit is voor degene die niet in staat is zijn Bid’ah te weerleggen…” Ibn ‘Aqeel heeft dit bevestigd in zijn geloofsleer en zei: “Laat dit (het verlaten van een Moebtadi’) een les voor hem zijn.”

En Khallaal zei: “Ismail ibn Ish’aaq at-Thaqafi an-Naysaboorie verhaalde dat Aboe ‘Abolnisabure dat Aboe ‘Abdoellaah werd gevraagd over een man die een buurman heeft die een Raafidhie is en hem begroet. Hij antwoordde: “Hij dient hem niet te begroeten wanneer hij hem begroet.”

De rechter zei Abou Hussein zei: “De vertellingen zijn niet anders ten opzichte van elkaar in de Hadjr van de mensen van de innovatie en de buitensporigen. Dit is algemeen genoemd en ook  voor degene die openlijk een zonde pleegt (Moedjaahir) of de Moebtadi’ en de buitensporige.”

Hij zei ook: “Er is geen verschil in dit opzicht tussen een familielid en buitenstaander wanneer het een recht van Allah betreft. Wanneer het een recht van de zoon van Aadam betreft zoals  beledigingen, achterklap en het onterecht nemen van zijn geld en bezittingen dient er gekeken te worden: wanneer degene die zich hier schuldig aan maakt een naaste familielid en verwant is, is het niet toegestaan hem te verlaten en links te laten liggen. En wanneer hij geen familielied en een naaste is; hierover zijner twee Riwaayaat (versies):

De rechter zei: “Imaam Ahmed had een afkeur van het verlaten van de familielid omwille van zijn eigen recht (die hem verlaat) vanwege de vele berichtgevingen over het onderhouden van de familiebanden. Hij heeft de Hadjr toegestaan wanneer het een recht van Allah betreft en onwettig wanneer het een recht van anderen is. Want het recht van Allah is anders waarbij er geen sprake is van vergiffenis in tegenstelling tot het recht van de mens want dit is onderhevig aan vergiffenis en vergeving (door degene die onrecht is aangedaan) dit is verduidelijkt door de boodschapper van Allah, de religie van Allah weegt veel zwaarder.

En de woorden van de meeste van onze metgezellen impliceren dat er geen verschil is, dit is de betekenis van de woorden van Imam Ahmed op verschillende plaatsen. De berichtgevingen over het onderhouden van de familiebanden zijn specifiek benoemd met de bewijzen van de Hadjr, in het recht van de zoon van Aadam zit ook een recht van Allah. Het recht van Allah is gebaseerd op vergeving en vergiffenis in tegenstelling tot het recht van de zoon van Aadam.” Einde citaat uit “Aadaab ash-Sharie’ah”1/237-238.”(islamitische etiquette).

Wij vragen Allah jou kracht en standvastigheid te geven.

En Allah weet het beste.

* De boodschapper, vrede zij met hem, deed Hadjr bij deze drie metgezellen vanwege hun afwezigheid zonder reden bij de slag van Taboek, maar uiteindelijk werden zij door Allah vergeven en daarna is er een vers neergedaald die dit bevestigd. “En (ook) tegenover de drie die waren achtergebleven totdat de aarde met (al) haar wijdsheid, voor hen te nauw werd en zij benauwdheid voelden en zij ervan overtuigd waren dat er geen toevluchtsoord was tegen de (bestraffing van) Allah, behalve bij Hem. Daarna aanvaardde Hij hun berouw opdat zij berouwvol zouden blijven. Voorwaar, Allah, Hij is Vergevensgezind, Meest Barmhartig.” (Soerat at-Tawbah (9) aayah 118). Deze drie metgezellen waren Ka’b ibn Maalik, Zoeraarah ibn Rabie’ en Hilaal ibn Oemayyah (moge Allah tevreden met hen zijn).


AL.ISLAAM.COM
Uw mobiele kennisbron over de Islaam

BESCHIKBAAR OP DE VOLGENDE APPARATEN