Vraag & Antwoord

Wat is de regel betreffende het vinden van geld op straat?

Wat is de regel betreffende het vinden van geld op straat? Is het toegestaan om het te houden?

Alle lof is aan Allah. Deze vraag heeft te maken met Al-loeqatah, wat één van de categorieën van Islamitische jurisprudentie van fiqh is. Al-loeqatah is het bezit dat vermist wordt door de eigenaar. Deze zuivere godsdienst onderwijst dat het bezit moet worden beschermd en worden bewaard, en dat het bezit van de moslim heilig is. Dit is Al-loeqatah of verloren bezit. 

Als een eigendom vermist wordt door de eigenaar zal er zich één van de volgende drie gevallen voordoen: 

Bij het eerste geval gaat het om iets waar de meeste mensen geen waarde aan hechten, zoals een zweep, een stuk brood, wat fruit of een stok. In deze gevallen kan de persoon die het bezit vindt het houden en het gebruiken zonder het bekend te maken, volgens de overlevering die door Djaabir (moge Allah tevreden met hem zijn) wordt verteld, die zei: "De boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) heeft een uitzondering gemaakt in het geval van een stok, een zweep of een gevonden voorwerp.” Overgeleverd door Aboe Daawoed.

In het tweede geval gaat het om dieren die waarschijnlijk door kleine roofdieren geen kwaad kunnen worden aangedaan vanwege hun grootte, zoals kamelen, paarden, vee en muilezels, of omdat zij kunnen vliegen zoals vogels, of omdat zij zich als een gazelle vlug kunnen bewegen, of omdat zij zichzelf met hun tanden kunnen verdedigen, zoals luipaarden. Dit is de categorie die h’araam is om te houden. De vinder wordt in dit geval niet de eigenaar nadat hij het gedurende een jaar bekend maakte, omdat de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) gevraagd werd over een verloren kameel, en hij zei: "Wat heeft de kameel met u te maken? Hij heeft zijn water, hij kan lopen om water te vinden en hij kan van de bomen eten tot zijn eigenaar hem vindt” Moettafaqoen ‘Alayh.

‘Oemar (moge Allah tevreden met hem zijn) heeft gezegd: "Wie een verloren dier neemt, is misleid", d.w.z dat hij een zondaar is. 

De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) heeft in deze h’adieth voorgeschreven dat het verloren dier niet zou moeten worden meegenomen; het moet met rust gelaten worden om zijn eigen water te vinden en je moet hem van de bomen laten eten tot zijn eigenaar hem vindt.

Hetzelfde geldt voor grote voorwerpen, zoals grote pannen, hout, ijzer en al hetgeen wat met rust gelaten kan worden, zonder dat het beschadigd kan raken. Dergelijke voorwerpen kunnen nauwelijks worden verloren en kunnen zich niet bewegen vanwaar zij zich bevinden, dus is het h’araam het te nemen.

Het derde geval heeft betrekking op elk ander soort verloren bezit, zoals geld, bagage, en elk dier, zoals schapen, jonge kamelen en kalveren, dat tegen kleine roofdieren moet worden beschermd. Als degene die iets dergelijks vindt er zeker van is de zaak niet te verergeren of te beschadigen, dan is het toelaatbaar voor hem om het mee te nemen. 

Deze categorie wordt in drie subcategorieën onderverdeeld: 

Het eerste type betreft dieren die worden gegeten, zoals jonge kamelen, schapen en kippen. Degene die ze vindt, moet doen wat in het beste belang van de eigenaar is. Dit kan één van de volgende drie dingen zijn:

1. Hij kan het opeten, waarmee hij de prijs van het dier verschuldigd is. 

2. Hij kan het verkopen en het geld bewaren om het aan de eigenaar te geven, zodra hij het opeist door het dier te beschrijven.

3. Hij kan het houden en van zijn eigen rijkdom uitgeven om het te onderhouden. Het wordt echter niet zijn bezit. Wanneer de eigenaar komt en het dier opeist, kan hij terugvragen wat hij heeft besteed, omdat toen de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) werd gevraagd over de schapen, hij zei: “Neem het, omdat het of voor u is, of uw broeder, of de wolf.” Moettafaqoen ‘Alayh.

De betekenis is dat het schaap zwak en kwetsbaar is, wanneer hij wordt aangevallen, dus of u neemt het, of uw broeder neemt het, of de wolf zal het eten.

Ibnoe l-Qayyiem heeft over bovengenoemde h’adieth gezegd: “Dit bevat toestemming om verloren schapen te nemen, en als de eigenaar van de schapen niets komt opeisen, dan behoort het toe aan wie het vond. Hij heeft dan de keus om het direct te eten, en dan zal hij de prijs verschuldigd zijn, of hij kan het verkopen en de prijs houden, of hij kan het houden en van zijn eigen geld besteden. De geleerden zijn het erover eens, dat de eigenaar het recht heeft om het dier terug te nemen, wanneer hij komt, voordat de vinder het heeft gegeten.”

De tweede categorie betreft zaken die kunnen bederven, zoals watermeloenen en vruchten. De vinder zou in dit geval moeten doen wat in het beste belang van de eigenaar is, of het eten en de waarde ervan betalen, of het verkopen en het geld bewaren tot de eigenaar komt. 

De derde categorie betreft alle andere soorten rijkdommen die niet vallen onder de eerste twee categorieën, zoals geld en kleine voorwerpen. Dergelijke rijkdommen moeten allemaal in vertrouwen worden gehouden en de vondst ervan moet op plaatsen worden bekendgemaakt, waar de mensen zich verzamelen.

1. Het is niemand toegestaan om elk soort verloren bezit te nemen, tenzij hij er zeker van is dat hij het behoorlijk zal behandelen en dat hij de noodzakelijke bekendmakingen kan maken, gezien de h’adieth van Zayd ibn Khaalid al-Djoehanie (moge Allah tevreden met hem zijn) die zei: “De boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) werd gevraagd over verloren goud en zilver. Hij zei: “Ken de details van de beurs en het koord, وكاءها وعفاصها maak dan een jaar lang bekend dat je het gevonden hebt. Als niemand het opeist, houd het dan in bewaring, en het is als een vertrouwen in uw handen. Als de eigenaar op de één of andere dag komt, geef het aan hem." Hij werd gevraagd over de schapen, en hij zei, "neem het, omdat het of voor u is, of uw broeder, of de wolf." Hij werd gevraagd over verloren kamelen, en hij zei, "wat heeft de kameel met u te maken? Hij heeft zijn water, hij kan lopen om water te vinden en hij kan van de bomen eten tot zijn eigenaar hem vindt” Moettafaqoen ‘Alayh.

2. De betekenis van de uitdrukking "ken de beurs en het koord" verwijst naar het soort beurs of portefeuille waarin geld wordt bewaard en de manier hoe het wordt vastgemaakt of verbonden. 

3. De betekenis van de uitdrukking "kondigt het dan voor een jaar aan" is, dat het zou moeten worden vermeld aan mensen in de plaatsen waar zij zich verzamelen, zoals op marktplaatsen en bij de deuren van de moskee enz. Een "jaar" betekent één volledig jaar. In de eerste week nadat het wordt gevonden, zou het elke dag moeten worden aangekondigd, omdat het waarschijnlijker is dat de eigenaar in die eerste week zal komen. Hierna zou het zo vaak mogelijk moeten worden aangekondigd, zoals de gewoonte is onder de mensen.¬ Dit was de methode om verloren bezit in het verleden aan te kondigen. Tegenwoordig zouden de mensen de vondst van verloren en gevonden voorwerpen bekend moeten maken op de manier die nu passend is. Wat van belang is, is dat het gewenste resultaat bereikt wordt. Men moet er alles aan doen om het bezit terug te geven aan de rechtmatige eigenaar. 

4. De h’adieth wijst erop dat het verplicht is om precies te weten wat het verloren bezit is. De uitdrukking "ken de beurs en het koord" wijst erop dat het verplicht is om te weten wat het is, zodat, als de eigenaar komt en het beschrijft, het aan hem kan worden gegeven. Maar als zijn beschrijving niet de ware beschrijving is, dan is het niet toelaatbaar om het aan hem te geven. 

5. De uitdrukking "Als niemand het opeist, houd het dan in bewaring,” wijst erop dat de vinder het neemt, nadat hij de vondst gedurende een jaar heeft bekendgemaakt. Maar hij zou het niet moeten wegdoen alvorens hij precies weet wat het is, d.w.z tot hij de "beurs en het koord" kent, hij kent zijn waarde, aard en beschrijving. Als de rechtmatige eigenaar na een lange tijd komt en het nauwkeurig beschrijft, zou hij het aan hem moeten geven, omdat de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zei: "Als iemand op een dag al zoekend komt, geef het dan aan hem." 

Het bovenstaande maakt duidelijk dat er bepaalde verplichtingen met betrekking tot verloren bezit zijn: 

1. Wanneer het wordt gevonden, zou de vinder het niet moeten nemen, tenzij hij er zeker van is dat hij het kan bewaren en de noodzakelijke bekendmaking kan maken, totdat hij de eigenaar vindt. Het is voor degene die hier niet zeker van is niet toegestaan om het te nemen. Als hij het neemt, dan begaat hij een fout, omdat hij het bezit van iemand anders op een manier nam die niet toelaatbaar is. Door het te nemen is hij er de oorzaak van dat het bezit van een andere persoon verloren raakt.

2. Alvorens hij het neemt, moet hij zeker zijn van nauwkeurige details, door zijn "beurs en koord" te kennen, zijn waarde, type en verschijning. Wat met "beurs" wordt bedoeld, is de verschijning kennen van de inhoud, of het een zak of een doek is, en wat met "koord" wordt bedoeld is met wat het verbonden is, omdat de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) dit beval, en een bevel impliceert iets dat verplicht is. 

3. De vondst moet voor een geheel jaar - in de eerste week elke dag - worden bekend gemaakt en dan zo vaak als de gewoonte is. In dergelijke aankondigingen kan men bijvoorbeeld zeggen, "wie heeft iets verloren?" De vondst zou moeten worden bekendgemaakt op plaatsen waar de mensen zich verzamelen, zoals op markten of bij de deuren van moskeeën tijdens gebedstijden. De bekendmaking zou niet in de moskeeën zelf moeten worden gedaan, omdat de moskeeën niet voor dit soort zaken worden gebouwd. De profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) heeft gezegd: “Wie een man een bekendmaking hoort maken over verloren bezit in de moskee, laat hem zeggen: “Moge Allah het nooit aan u terug geven!'"

4. Als iemand zoekend komt en het behoorlijk beschrijft, moet het aan hem worden gegeven zonder hem om bewijs te vragen of een eed te laten zweren, volgens het bevel van de profeet (Allah’s vrede en zegen zij met hem) omdat zijn nauwkeurige beschrijving in plaats van een bewijs of een eed volstaat. Zijn beschrijving kan namelijk duidelijker en eerlijker zijn dan een bewijs of een eed. Daarnaast dient het teruggegeven te worden, inclusief de extra waarde die eruit is gekomen wat direct en indirect daaraan verbonden is. Maar als hij het niet kan beschrijven, dan zou het niet aan hem moeten worden gegeven, omdat het een vertrouwen in de handen van de vinder is, en het is niet toelaatbaar voor hem om het aan iemand te geven wie niet kan bewijzen dat hij de eigenaar is. 

5. Als de eigenaar niet komt, nadat het een volledig jaar is bekendgemaakt, wordt het gevonden voorwerp het bezit van de vinder. Maar alvorens hij het wegdoet moet hij zeker zijn van zijn nauwkeurige beschrijving, zodat als de rechtmatige eigenaar op één of andere dag komt en het beschrijft, hij het hem terug kan geven als het er nog is, of hij kan hem iets anders geven als het niet meer aanwezig is, omdat zijn bezit beperkt is en verloopt wanneer de rechtmatige eigenaar komt.

Van al-Moelakhkhas al-Fiqhi door Sheykh Saalih’ ibn Fawzaan Aal-Fawzaan, p. 150.


AL.ISLAAM.COM
Uw mobiele kennisbron over de Islaam

BESCHIKBAAR OP DE VOLGENDE APPARATEN