Vraag & Antwoord

Is er een ontmoeting tussen de zielen van de doden en de levenden

Vindt er een ontmoeting plaats tussen de zielen van de levenden en de doden ten tijde van de slaap? Zijn zaken die de levende ziet in zijn droom over de doden waarheid? Want de mens zit soms in zijn dromen zijn overleden familieleden, hij praat met hen in zijn droom, of zij vragen hem om een Sadaqah. Het kan ook zijn dat hij een dode ziet in en boomgaarden, zijn dit hun verblijfplaatsen? Is dit zijn ziel dat een ontmoeting heeft met de ziel van de overledene, omdat slaap in principe een ‘kleine dood’ is?

Alle lof is voor Allah.

Allereerst:

Sommige van de geleerden hebben de mening dat de zielen van de levenden en de doden samenkomen in het leven van de ‘Barzakh’. Als bewijs wordt de uitspraak van Allah (de Verhevene): “Allah neemt de zielen weg bij hun sterven en bij degenen die niet sterven in hun slaap. Dan houdt Hij de zielen waarvoor Hij de dood leeft beslist achter, en stuurt Hij de overigen (terug) tot een vastgestelde tijd. Voorwaar, daarin zijn zeker Tekenen voor een volk dat nadenkt.” (Soerat az-Zoemar (39) aayah 42). 

Imaam al-Qortobi (moge Allah hem genadig zijn) zei: “Ibn Abbaas en andere Tefsier geleerden zeiden dat de zielen van de levenden en de doden elkaar ontmoeten in een droom en elkaar herkennen van wat Allah wil. En als zij allen terug willen naar de lichamen, houdt Allah de zielen van de doden bij zich en stuurt de zielen van de levenden terug naar hun lichamen.”

Sa’ied bin Djoebayr zei: “Allah neemt de zielen van de doden wanneer zij sterven, en de zielen van de levenden wanneer zij slapen. Zij herkennen elkaar van wat Allah wil dat zij herkennen: “Allah neemt de zielen weg bij hun sterven en bij degenen die niet sterven in hun slaap. Dan houdt Hij de zielen waarvoor Hij de dood leeft beslist achter, en stuurt Hij de overigen (terug) tot een vastgestelde tijd.”(Soerat az-Zoemar (39) aayah 42). Allah brengt de zielen van de slapenden terug naar het lichaam.” Zie Tefsier al-Qortobi (15/260).

Sheikh ‘Abdoe r-Rahman as-Sa’di (moge Allah hem genadig zijn) zei: “Dit vers geeft aan dat de ziel een op zichzelf bestaande schepping van Allah is, anders dan de essentie van het lichaam, het is door Allah geschapen en geleid. Allah bepaalt erover ten tijde van de dood, het nemen van de ziel en het sturen ervan. De zielen van de doden en de levenden ontmoeten elkaar tijdens de ‘Barzakh’, zij komen bij elkaar en praatten met elkaar. Allah stuurt de zielen van de levenden terug naar de lichamen en houdt de zielen van de doden.” Zie Tefsier as-Sa’di (blz. 725).

Sheikh al-islaam ibn Taymiyyah zie over dit onderwerp: “Wat wordt genoemd van het samenkomen van de zielen van de slapenden en doden is niet in tegenspraak met het vers, en ook niet een bewijs die erop duidt.” Zie Madjmoo’ al-Fataawa (5/453).

Er is een andere uitspraak en dat is dat het de vastgehouden en de gestuurde ziel betreft van de overledene. En dit is wat het meest correct beschouwd wordt door Sheikh al-islaam Ibn Taymiyyah (moge Allah hem genadig zijn).

Ten tweede:

Ibn al-Qayyiem heeft deze visie sterk verdedigd, en verklaarde dat de realiteit hiervan getuige is en onderbouwd. Daarna zei hij (moge Allah hem genadig zijn): “Het samenkomen van de zielen van levenden en de doden is het feit dat de levende de dode ziet in zijn slaap en hem over zaken bericht. De dode bericht de levende over zaken die hij niet weet, zijn bericht komt uit zowel in het verleden als in de toekomst. Het kan zijn dat de dode de levende bericht over geld dat hij ergens begraven heeft op een plaats die niemand anders dan hij weet. Ook kan het zijn dat hij hem bericht over een schuld dat hij bij iemand heeft.” Verder beargumenteerd hij deze uitspraak en noemt de bewijzen.

Hij zegt verder: “Het kan zijn dat hij (de dode) de levende verteld over een daad dat hij verricht heeft en niemand van de werelden hierover weet. Nog merkwaardiger is dat de dode soms de levende bericht dat hij (de levende) naar hem zal komen in die en die tijd, en het zal zijn zoals hij bericht heeft. Het kan zijn dat de dode de levende bericht over zaken waarvan hij zeker weet dan niemand anders dan de dode bekend was.” Zie het boek ‘ar-Roeh’ (blz. 21). 

Ten Derde:

De bijeenkomst van de zielen anders dan in een droom, of op een bepaald tijdstip of in een bepaalde gedaante zijn zaken die niet worden aangegeven door een bewijs. Het praten erover en andere zaken van het ongeziene zonder bewijs is het zeggen van zaken zonder een bewijs.

1.  Sheikh ‘Abdul ‘Aziz ibn Baaz (moge Allah hem genadig zijn): Ibn al-Qayyiem (moge Allah hem genadig zijn) zei: "Het bewijs van de ontmoeting tussen de zielen van de levenden en de doden is wat de slapende ziet in zijn droom en hij hem over bepaalde zaken bericht over zaken die de levende niet weet en deze ook daadwerkelijk ook uitkomen. Dit is de geloofsovertuiging van de Selef en dat is dat de zielen van de overledenen blijvende is hoe lang Allah dit wil, en dat de zielen kunnen horen. Maar het is niet bevestigd in religieuze teksten dat de zielen elkaar ontmoeten op een andere manier dan tijdens de droom en slaap. Het is ook  geen waarheid wat wordt beweerd door kwakzalvers en magiërs in hun beweringen hun vermogen om de zielen van de doden van wij zij willen kunnen oproepen, en met hen praatten, en hen vragen. Deze claims zijn vals, die niet worden ondersteund door het religieuze teksten en gezond verstand. Het is alleen Allah, de Almachtige, de Kenner alleen van de wereld van de zielen, en alleen Hij is in staat te zielen te besturen en niemand is in staat Hem hierin te evenaren. Wie claimt dit ook te kunnen claimt iets over een zaak waar hij geen kennis over heeft, en liegt de mensen voor over wat hij beweert te weten van de wereld van de zielen, hetzij om geld te verdienen, of om zijn zogenaamde vermogen te laten zien aan de mensen wat zij niet kunnen, of om de mensen om hun godsdienst en geloofsovertuiging te ondermijnen.” Zie Fataawa Sheikh Ibn Baaz (moge Allah hem genadig zijn) (3/311 312).

2. De geleerden van het permanent comité (Ladjnah ad-Daa-iemah) zeiden: “Het naderen van de zielen van de doden op de vrijdag of vrijdagnacht, en hun kennis over degenen  die hen bezoeken, en de vredesgroet aan hen geven is meer aan de orde dan op een niet vrijdag. Het ontmoeten van de zielen van de doden en de levenden op deze dag: dit alles behoort tot de zaken van het ongeziene dat alleen door Allah geweten kan worden, dit kan alleen geweten worden door een Openbaring van Allah tot een profeet van Zijn profeten. Er is niets hierover bevestigd van de boodschapper van Allah r voor zover wij weten. Het is niet genoeg om deze zaken te bevestigen gebaseerd wat gezien wordt in de dromen, want de dromen kunnen verkeerd zijn of juistheid. Het bevestigen ervan en het bouwen erop is het zeggen van zaken van het ongeziene.  Sheikh ‘Abdul ‘Aziz ibn Baaz, Sheikh ‘Abd al-Razzaaq ‘Afifi, Sheikh ‘Abdoellah Ibn Qa’oed.

Fataawa van het permanent comité (1/646 ). Zij hebben de overleveringen waarin de ontmoeting is tussen de zielen van de doden en de levenden in de graven afgewezen. En zo ook over zaken die gekomen zijn tijdens de slaap en dit is nog zwakker om het als bewijs te nemen voor een ongeziene zaak. 

Ten vierde:

Wat de slaper ziet over de situatie van een overledene, of zijn status in het Paradijs: als het een ware visioen is dan is datgene wat hij ziet ook werkelijkheid. Het is bevestigd bij vele geleerden van de Selef dat zij doden zagen in hun droom en hen vroegen over hun toestand, en zij hen hierover berichtten. Vervolgens hebben zij dit aan ons overgebracht, en het zijn de vrome bekende geleerden. Als dit waarover zij ons bericht hebben niet aanvaard zou worden, zouden zij niet met deugdzaamheid onder de mensen genoemd worden. Het kan waar zijn van wat zij zagen van gelukzaligheid en het goede in het geval van de dode op dat moment, maar de zaak van het kwaad en slecht: het is mogelijk dat dit veranderd dank zij Allah’s Genade en Zijn gunst. Er zijn berichtgevingen vermeld van de betrouwbare geleerden, 

1. Aboe Daawoed –de auteur van Soenen Aboe Daawoed– zei: “Mohammed ibn Mohammed ibn Khallaad –een van zijn leermeesters– werd gedood door negerslaven.” Aboe Daawood zei: “Ik zag hem in mijn droom en vroeg hem: “Wat heeft jouw Heer met jou gedaan?!” Hij zei: “Hij heeft mij het Paradijs doen binnentreden.” Dit is genoemd door Imaam Aboe Daawoed na H’adieth mummer (3281).

2. Sheikh al-Islaam Ibn Taymiyyah (moge God hem genadig zijn) zei: “Amr ibn Moerrag al-Djamlie –hij behoorde tot de beste mensen van Kufa (stad in Irak)– werd na zij dood gezien. Er werd hem gevraagd door degene die hem zag in zijn droom: “Wat heeft je Heer met jou gedaan?” Hij zei: “Hij heeft mij vergeven vanwege het liefhebben van ‘Aliy ibn Abie Taalib, en het bidden van mijn gebeden op de daarvoor vastgestelde tijd.” Zie “Minhaajd as-Soennah” (6/201).

3. Imaam ad-Dzahabie (moge God hem genadig zijn): H’oebaysh ibn Moebshir –een van de betrouwbare mensen– zei: “Ik zag Yah’ya ibn Ma’ien in mijn slaap en vroeg hem: “Wat heeft jouw Heer met jou gedaan?” Hij antwoordde: “Hij heeft mij gegeven, heeft mij lief en heeft mij laten huwen met driehonderd van ‘Hoor al- ‘Ien’ (vrouwen in het Paradijs)…” Zie  "Tedhkirat al-Hoefaadhz” (2/15). 

En Allah weet het beste

Bron: Sheikh Mohammed Saalih' al-Moenadjied.


AL.ISLAAM.COM
Uw mobiele kennisbron over de Islaam

BESCHIKBAAR OP DE VOLGENDE APPARATEN