Bibliotheek

Spijt…

Door Muhammed Al-Shareef vertaald door Oem Taymiyyah
1989 keer gelezen

Spijt…

Een politieagent uit een Islamitisch land schreef de volgende brief naar een geleerde waarin hij de gebeurtenissen beschreef die hem er toe hadden aangezet terug te keren naar Allah. Hij schreef:

Het zien van ongelukken en slachtoffers is een normaal onderdeel van mijn werkdag, maar er was een incident dat anders was dan alle anderen.

Mijn collega en ik hadden onze auto op de hoek van een snelweg geparkeerd en begonnen te praten. In een seconde daarna veranderde het gehele tafereel in een afschuwelijk geluid van auto's die tegen elkaar waren opgeklapt. We draaiden onze hoofden om te zien wat er was gebeurd. Het was een frontale botsing – het resultaat van een auto die de weg op was geslipt in de richting van het aankomende verkeer.

We konden de bloederige toestand niet beschrijven. Twee jongemannen lagen in de auto en bevonden zich beiden in een kritieke toestand. We droegen hen voorzichtig weg van de auto en lieten hen op de grond rusten.

Snel keerden we terug om de eigenaar van de tweede auto te helpen. Hij was overleden. We gingen weer terug naar de twee jongemannen die naast elkaar lagen op de grond. 

Mijn collega begon de shahaadah voor hen te dicteren. “Zeg laa ilaaha illa Allaah, laa ilaaha illa Allaah...”

Hun tongen konden de shahaadah niet bevestigen. Ze begonnen met het neuriën van een liedje met een hypnotiserende werking. Ik was doodsbang. Mijn collega had hier ervaring mee en bleef zijn woorden herhalen.

Ik stond te kijken, geen beweging, ogen wijd opengesperd. Nooit in mijn leven had ik iets vergelijkbaars gezien met wat zich nu voor mijn ogen afspeelde. Ik heb nooit iemand zien sterven en nooit op zo een duivelse manier.

Mijn partner bleef hen instrueren om de shahaadah te zeggen, maar zonder resultaat. Het geluid van het liedje kwam langzaamaan tot een einde, heel traag. De eerste stopte en toen de ander. Geen beweging. Dood.

We droegen hen naar onze patrouillewagen; mijn collega deed geen moeite om te praten. Niet eens een fluistering wisselden we uit toen we de dode lichamen naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis droegen.

Geliefde broeders en zusters, Oebayy ibn Khalaf confronteerde de boodschapper van Allah  op een dag met een rottende boon in zijn hand. Hij verpulverde het met zijn handen, liet het door de wind wegblazen en vroeg: “Moh’ammad, beweer jij dat Allah dit stof weer tot leven zal brengen?

Allah gaf toen het antwoord aan Oebayy en aan iedereen die dezelfde vraag durft te stellen: “Heeft de mens niet begrepen dat Wij hem hebben geschapen uit een levenskiem? Doch zie, hij is klaarblijkelijk een redetwister! En hij zet Ons verhalen voor en vergeet zijn eigen ontstaan. Hij zegt: ‘Wie kan de beenderen doen herleven als zij vergaan zijn?’ Zeg: ‘Hij, Die hen voor de eerste keer schiep zal hen doen herleven; Hij heeft kennis van de gehele schepping.” Soerat Yaa Sien (36), aayah 77-79.

Toen ik nadacht over het onderwerp van deze khoetbah, kwam ik langs een website waar lezers hun verhalen konden plaatsen over waar ze het meest spijt van hadden. Sommigen noemden een verloren geliefde, een baan waar ze niet voor in aanmerking waren gekomen of anderen hadden het over een speling van het lot die op een afschuwelijke wijze was geëindigd.

Maar al die verhalen gingen over wereldse zaken die de lezers hadden verloren – korte momentopnamen van dit leven. Want dit is de wereld waarin Allah het heeft voorbestemd dat er altijd een einde komt aan de zomers.

Die verhalen met spijtige herinneringen waren van mensen die nog leefden. Maar wat ik graag zou willen zien, is een website met zulke verhalen van mensen die al zijn heengegaan. Zij zullen niet treuren over een verloren geliefde, noch over een of andere baan of over een speling van het lot. Zij zullen spijt hebben van elke seconde die zij niet hebben besteedt aan het aanbidden van Allah.

We zijn hier allemaal vandaag, omdat we zeggen te geloven in Laa ilaaha illa Allaah, Moh’ammad ar-Rasoel Allaah. Toch is het probleem bij velen dat dit geloof op hun tong zit, maar zich niet heeft verplaatst naar het hart waar het zich heeft verankerd.

Er zijn vele mannen en vrouwen van onze dien bij wie dit niet het geval is. Moh’ammad ibn Abie 'Imraan heeft overgeleverd dat hij iemand aan sheikh Hatim al-Asum hoorde vragen hoe hij het niveau had bereikt van de hoeveelheid vertrouwen die hij had in Allah. Sheikh Hatim al-Asum antwoordde: “Ik raakte overtuigd van vier zaken (d.w.z. deze vier zaken hadden zich verankerd in mijn hart). Ten eerste ben ik ervan overtuigd dat niemand mij mijn voorzieningen kan afnemen, dus ben ik tevreden. Ten tweede ben ik ervan overtuigd dat niemand voor mij goed werk zal verrichten, dus ben ik hard bezig dat zelf te verrichten. Ten derde ben ik er zeker van dat de dood onverwacht zal komen, dus bereid ik mezelf er op voor. En ten vierde ben ik er zeker van dat ik nooit uit het zicht van Allah zal kunnen stappen, dus ben ik te verlegen om Hem ongehoorzaam te zijn terwijl Hij mij ziet.”

Ondanks dat we allen beweren dat we in hetzelfde geloven als Hatim al-Asum, is de vraag hoeveel van ons deze woorden verder dan hun tong laten gaan en toestaan zich te verankeren in hun harten?

We weten allemaal wat de media doet om feiten te verdraaien. Ze selecteren een lange speech, knippen en plakken wat en rukken de woorden uit hun context. De media zijn niet de enige die woorden uit hun context rukken. Denk na over de volgende verzen: “Zeg: ‘O ‘ibaadie (Mijn dienaren) die inbreuk op zichzelf hebben gemaakt (door slechte daden en zonden te begaan)! Wanhoop niet aan de Genade van Allah, waarlijk, Allah vergeeft alle zonden. Waarlijk, Hij is al-Ghafoer (de Vergevensgezinde), ar-Rah’iem (de Meest Genadevolle).” Soerat az-Zoemar (39), aayah 53.

“En keer (berouwvol) tot jullie Heer en onderwerp jullie aan Hem (in Islaam) (Dit was ook de boodschap die Jezus (vrede zij met hem) predikte, namelijk Islaam: overgave aan God; “…Onderwerp u aan God, maar bied weerstand aan de duivel…” (Jacobus 4:7)) voordat de straf over u komt, want dan zult gij niet meer worden geholpen. En volg het beste dat aan u geopenbaard is door uw Heer voordat de straf onverwachts over u komt terwijl gij het (naderen er van) niet bemerkt; Opdat geen ziel moge zeggen: ‘O wat een spijt heb ik over hetgeen waarin ik tekort schoot tegenover Allah! En inderdaad behoorde ik tot de spotters.” Soerat az-Zoemar (39), aayah 54-56.

Dit laatste vers is een bewijs dat de Qor-aan niet vertaald kan worden. Hoe vertaal je het diepe verdriet van ya h’asrataa? Imaam at-Taahir ibn Aashoor probeert h’asrah uit te leggen als een extreme, hevige en bedwelmende vorm van spijt. Het is als een jongen wiens meester hem de verantwoordelijkheid heeft gegeven over een kudde. Hij dacht dat de meester hem niet zag en viel in slaap waardoor hij niet meer op de kudde lette. De kudde dreef verder en verder weg, totdat een troep wolven hen te pakken kreeg en hen stuk voor stuk verslond. H’asrah is de spijt van die jongen tegenover zijn meester. 

Yah’ya ibn Moe'aadz zei: “Het meest naïeve in mijn ogen is om in zondes te blijven – zonder enige spijt – terwijl je hoopt op vergeving en om dichterbij Allah te komen zonder iets te doen; te wachten op de vruchten van het Paradijs met de zaden van de Hel; te wachten op een beloning zonder enige daden.”

De politieagent waar wij het eerder over hadden, was terugvallen in zijn routine, zoals hij schrijft, en begon weer weg te geraken van Allah. Maar toen gebeurde er iets anders wat zijn terugkeer definitief maakte. Hij gaat verder:

Wat een bizarre wereld. Na wat tijd, ongeveer zes maanden later, vond er een vreemde gebeurtenis plaats. Een jongeman die op normaal tempo op de snelweg reed, kreeg in een tunnel een klapband. 

Hij parkeerde zijn auto aan de kant en stapte naar achteren om de band te vervangen. 

Het geluid van een razende wagen kon van achteren worden gehoord. In een seconde botste de wagen tegen de auto en de jongeman stond er tussenin. Hij viel op de grond en had kritieke verwondingen.

Een andere collega dan ik eerst had en ik haastten ons naar de auto's. Samen droegen we het lichaam van de jongeman in onze patrouillewagen en belden naar het ziekenhuis, zodat die zich konden voorbereiden op zijn komst.

Hij was een jongeman in de bloei van zijn leven. Religieus, want dit kon je afleiden aan zijn uiterlijk. Hij mompelde wat toen we hem wegdroegen, maar in onze haast hadden we geen aandacht besteedt aan wat hij zei. 

Maar toen we hem achter in onze patrouillewagen legden, werd het ons duidelijk. Door de pijn heen, hoorden we zijn hart de Qor-aan reciteren! Hij was zo verzonken in zijn recitatie. Soebh’aana llaah, je zou nooit kunnen raden dat deze persoon in hevige pijn verkeerde.

Bloed had zijn kleding dieprood gekleurd en je zag duidelijk dat zijn botten op verschillende plaatsen gebroken waren. Om de waarheid te zeggen, het leek alsof hij recht in de ogen van de dood keek. 

Hij reciteerde verder met zijn unieke, zachte stem en reciteerde elke vers in het juiste ritme. Nooit in mijn leven had ik zo een recitatie gehoord. Ik zei tegen mezelf: “Hoe ga ik hem de shahaadah laten zeggen, net zoals mijn vriend had gedaan,” vooral vanwege mijn eerdere ervaring. 

Mijn collega en ik luisterden intens naar die zachte stem. Ik voelde een huivering die over mijn rug ging en mijn haar op mijn armen stond rechtovereind.

Opeens stopte zijn stem. Ik keek zachtjes naar hoe zijn hand langzaam omhoog ging. Zijn wijsvinger had zich naar de hemel gericht en hij fluisterde de shahaadah – Laa ilaaha illa Allaah. Toen zakte zijn hoofd opzij…

Ik sprong naar hem, voelde zijn pols, zijn hart, zijn adem. Hij was heengegaan...

Ik kon mezelf niet tegenhouden naar hem te kijken. Een traan drupte naar beneden die ik in mijn schaamte probeerde te verbergen. Ik draaide me om naar mijn collega en vertelde dat de jongen was overleden. Hij barstte in huilen uit. Doordat ik hem zo zag huilen, kon ik mijzelf ook niet meer beheersen en mijn collega vervaagde door mijn mist van tranen. De patrouillewagen barstte haast uit elkaar door de emoties.

We kwamen aan bij het ziekenhuis. Toen we ons haastten door de gangen, vertelden we alle dokters, verpleegsters en omstanders wat er was gebeurd. Zoveel mensen werden geraakt door hetgeen wij vertelden – sommigen stonden daar sprakeloos met tranen in hun ogen.

Niemand wilde de jongen uit het oog verliezen, totdat ze zeker wisten waar en wanneer hij begraven zou worden.

Iemand van het personeel van het ziekenhuis belde het thuisfront van de jongen. Zijn broer nam op en er werd hem verteld wat er met zijn broer was gebeurd. Hij vertelde:

Hij ging elke maandag naar zijn enige grootmoeder die buiten de stad woonde. Als hij haar bezocht, zorgde hij ervoor dat hij genoeg tijd besteedde aan de arme kinderen en wezen die op straat verbleven. Het stadje kende hem; hij was degene die hen Islamitische literatuur en bandjes bracht. Zijn stoffige Mazda was gevuld met rijst en suiker en zelfs snoep – hij kon onmogelijk het snoep vergeten – voor de families die het nodig hadden.

Hij luisterde naar niemand die hem ervan wilde weerhouden om weer die lange reis te maken. Hij antwoordde altijd beleefd dat die lange reis hem juist in de gelegenheid stelde om zijn Qor-aan te herhalen en te luisteren naar Islamitische lezingen. Met iedere stap waarmee hij de stad naderde, hoopte hij op een beloning bij Allah.

Het is waar, broeders en zusters, dat Allah de Genadevolle is en vergeeft en vergeeft, zoals Hij zegt: “Maar Ik ben vergevingsgezind...”

Maar voor wie?

“...voor degene die zich keert (in berouw) en gelooft en zich eervol gedraagt; dan zal hij geleid worden.” Soerat Taa Haa (20), aayah 82.

Net zoals we iemands telefoontje beantwoorden wanneer we worden opgebeld, is dit Allah en Zijn boodschapper die ons roepen: “O mensen! Geef gehoor aan de oproeper van Allah (d.w.z. Moh’ammad (Allah’s vrede en zegen zij met hem)) en geloof in hem. Allah zal jullie voor jullie zondes vergeven en jullie redden van een pijnlijke bestraffing.” Soerat al-Ah’qaaf (46), aayah 31.

Laat ons hier gehoor aan geven!

Er bestaat een vers in de Qor-aan dat toen shaytaan die had gelezen, hij begon te huilen en spijt voelde. Lees dit vers, want het is onze deur naar geluk in dit leven en het volgende: “En degenen die, wanneer zij faah’ishah (zedeloosheid, onwettige geslachtsgemeenschap) begaan hebben of zichzelf onrecht hebben aangedaan, (daarna) Allah gedenken en vervolgens vergeving vragen voor hun zonden – en wie vergeeft de zonden behalve Allah? (dit is een retorische vraag en kan dus gelezen worden als: en niemand vergeeft de zonden behalve Allah)– en zij gaan niet halsstarrig door met (het kwaad) wat zij deden, hoewel zij weten. Dezen zijn het, wier loon vergiffenis is van hun Heer; in Tuinen waar doorheen rivieren stromen zullen zij vertoeven; hoe goed is het loon van degenen die werken.” Soerat Aal 'Imraan (3), aayah 135-136.

Allah heeft de profeten en de Boeken gezonden; Hij heeft waarschuwingen en blijde tijdingen gezonden; en Hij heeft herinneringen gezonden. En daarbovenop daalt Allah neer naar Samaa-e ad-Doenyaa – op een manier die past bij Zijn Majesteitelijkheid – in het laatste derde deel van iedere nacht, terwijl Hij Zijn dienaren roept: “Is daar iemand die doe'aa-e doet, zodat Ik zijn doe'aa-e kan verhoren? Is daar iemand die om vergeving vraagt, zodat Ik hem kan vergeven?”

Geliefde broeders en zusters, laten we de belofte maken om onze wekker om twee uur in de nacht te zetten. We weten allemaal dat als er een speciale sportwedstrijd op televisie is of we het vliegtuig moeten halen rond die tijd, wij in staat zouden zijn om wakker te worden.

De boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) gaf ons een voorbeeld van een man die zijn kameel midden in de woestijn verliest en daarmee zijn hoop op overleving. In die toestand gaat hij zitten om de dood te verwelkomen. Dan opent hij zijn ogen en ziet hij zijn kameel die zich naast hem heeft neergevlijd met alle voorzieningen om hem naar huis te brengen. In zijn extreme blijdschap, roept hij uit: “O Allah, U bent mijn dienaar en ik ben Uw Heer!” Hij zegt het verkeerd, vanwege zijn blijdschap.

De boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) zei dat Allah blijer is met het berouw van Zijn dienaar dan deze man die zijn kameel had teruggevonden.

Laten we vannacht om twee uur proberen om de Tevredenheid van Allah te verkrijgen. Geloof me, we zullen dit niet betreuren..

Maandblad Wij Moslims, Jaargang 7, Nr. 11


AL.ISLAAM.COM
Uw mobiele kennisbron over de Islaam

BESCHIKBAAR OP DE VOLGENDE APPARATEN