Bibliotheek

De drie fundamenten en haar bewijzen en de vier basisregels voor het pure monotheïsme

Door Sheikh Mohammed Ibn ‘Abdel-Wahhaab

Hoofdstukken

1. De drie fundamenten en haar bewijzen
2. Het eerste fundament
3. Het tweede fundament
4. Het derde fundament
5. Vier basisregels voor het pure monotheïsme
6. Eerste regel
7. Tweede regel
8. Derde regel
9. Vierde regel
12738 keer gelezen

. Het eerste fundament

Het kennen van de Rabb.

Als u de vraag gesteld krijgt: “Wie is jouw Rabb?” Geef dan als antwoord: “Mijn Rabb is Allah, Die mij en alle werelden geschapen heeft en die zijn grootgebracht door Zijn Genade. Mijn aanbidding is alleen voor Hem, aan niemand anders wend ik de aanbidding.” Het bewijs hiervoor is dat Allah (de Verhevene) heeft gezegd: ”Alle lof zij Allah, de Heer der Werelden.” Soerat Al-Faatieh’ah (1), aayah 2. Alles buiten Allah behoort tot de werelden en ik ben één van de werelden. 

Als je de vraag gesteld krijgt: “Hoe ben je erachter gekomen dat je Rabb bestaat?” Geef dan als antwoord: “Middels Zijn tekenen en schepselen en tot Zijn tekenen behoort de avond en de dag, de zon en de maan. Wat ook tot zijn schepselen behoort, zijn de zeven hemelen en de zeven aarden en wat erin zit.” Het bewijs hiervoor is dat Allah gezegd heeft: “En tot Zijn Tekenen behoren de nacht en de dag, en de zon en de maan. Knielt jullie niet neer voor de zon en niet voor de maan, maar knielt jullie neer voor Allah, Degene Die hen heeft geschapen, als jullie alleen Hem aanbidden.” Soerat Fosselat (41), aayah 37. Hij heeft ook gezegd: “Voorwaar, jullie Heer is Allah, Degene Die de hemelen en de aarde in zes dagen (perioden) heeft geschapen. Vervolgens zetelde Hij zich op de Troon. Hij doet de nacht de dag bedekken, die hem haastig najaagt: en de zon, de maan en de sterren zijn aan Zijn bevel onderworpen. Weet, dat scheppen en bevelen aan Hem is voorbehouden. Gezegend zij Allah, de Heer der werelden.” Soerat Al-A’raaf (7), aayah 54.

De Rabb is Degene Die aanbeden wordt. Het bewijs hiervoor is dat Allah gezegd heeft: “O mensen, aanbidt jullie Heer, Degene Die jullie en degenen voor jullie heeft geschapen. Hopelijk zullen jullie (Allah) vrezen. Degene Die de aarde voor jullie heeft gemaakt tot een tapijt en de hemel tot een gewelf en Hij zendt water uit de hemel neer, waarmee Hij vervolgens vruchten voortbrengt als voorziening voor jullie. Kent daarom geen deelgenoten toe aan Allah, terwijl jullie (het) weten.” Soerat Al-Baqarah (2), aayaat 21-22.

Ibn Kathier (moge Allah hem genadig zijn) heeft gezegd: ”De Schepper van deze schepselen is Degene Die het recht heeft om aanbeden te worden, de aanbiddingsoorten die Hij heeft bevolen zijn bijvoorbeeld, de Islaam, imaan, ih’saan. Wat ook tot aanbidding behoord is doe’a-e (smeekbedes), vrees en hoop hebben in Hem, vertrouwen in Hem, het streven naar het Paradijs en vrees hebben van de Hel, khoeshoo’ en het nederig zijn aan Hem, hulp en steun zoeken bij Hem, het slachten van dieren namens Hem, en het afleggen van eden en andere soorten aanbiddingvormen die Allah bevolen heeft, alle aanbiddingen behoren alleen aan Allah toe. Het bewijs hiervoor is dat Allah zegt: ”En voorwaar, de moskeeën behoren aan Allah toe: roept dan naast Allah niet één aan.” Soerat Al-Djinn (72), aayah 18.

Degene die een deel van deze aanbidding aan iemand anders naast Allah richt, is een ongelovige polytheïst. Het bewijs hiervoor is dat Allah de Verhevene zegt: ”En wie een andere god aanroept naast Allah, waarvoor hij geen bewijs heeft: voorwaar, zijn afrekening is bij zijn Heer. Voorwaar, de ongelovigen zullen niet welslagen.” Soerat Al-Moe-emienoen (23), aayah 117.

De boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) heeft gezegd: “Doe’a is aanbidding.” Tiermiedie: hij zei dat deze hadith gharieb is – vreemd - In sommige fases van de keten van overleveraars wordt er slechts één overleveraar gevonden die het verhaalt. Het bewijs is dat Allah zei: ”En jullie Heer zei: “Roept Mij aan, Ik zal jullie verhoren. Voorwaar, degenen die te hoogmoedig zijn om Mij te aanbidden zullen de Hel binnengaan als vernederden.” Soerat Ghaafier (40), aayah 60.

Het bewijs voor vrees voor Allah, is dat Allah de Verhevene zegt in de Qor-aan: “Wees daarom niet bang voor hen, wees bang voor Mij, indien jullie gelovigen zijn.” Soerat Aal-‘imraan (3), aayah 175. Het bewijs voor de hoop in Allah is dat Allah zegt: ”Wie dan hoopt op de ontmoeting met zijn Heer: laat hem goede daden verrichten en laat hem bij de aanbidding van zijn Heer niet één deelgenoot toekennen.” Soerat Al-Kahf (18), aayah 110. Het bewijs voor het vertrouwen in Allah is dat Allah zegt: “En stelt jullie vertrouwen op Allah, indien jullie gelovigen zijn.” Soerat Al-Maa-iedah (5), aayah 23. En ook zegt Hij: “En (voor) wie op Allah vertrouwt, is Hij voldoende.” Soerat At-Talaaq (65), aayah 3.

Het bewijs voor liefde, vrees en nederigheid is dat Allah de Verhevene zegt: “Voorwaar, zij wedijverden in goede daden en riepen ons aan, verlangend (naar Onze Genade) en vol ontzag (voor Onze bestraffing). En zij waren nederig tegenover Ons.” Soerat Al-Anbieyaa-e (21), aayah 90.

Het bewijs voor ontzag is dat Allah zegt: ”En vrees hen daarom niet, maar vrees Mij, opdat Ik Mijn gunst aan jullie zal vervolmaken. En hopelijk zullen jullie rechte leiding volgen.” Soerat Al-Baqarah (2), aayah 150. Het bewijs voor onderdanigheid is dat Allah heeft gezegd: ”En keer terug tot jullie Heer.” Soerat Az-Zoemar (39), aayah 54. Het bewijs voor steun en hulp is dat Allah zegt: “U alleen aanbidden wij en U alleen vragen wij om hulp.” Soerat Al-Faatieh’ah (1), aayah 5. En in een overlevering staat: “Als je hulp zoekt, zoek het dan bij Allah.” At-Tirmidzie: die gezegd heeft dat de h’adieth een goede authentieke h’adieth is. Het bewijs voor het zoeken naar toevlucht bij Hem is dat Allah de Verhevene zegt: “Zeg: “Ik zoek bescherming bij de Heer der dageraad.” Soerat Al-Falaq (113), aayah 1. En ook: “Zeg: ”Ik zoek bescherming bij de Heer van de mensen.” Soerat An-naas (114), aayah 1. Het bewijs voor het vragen voor bemiddeling is dat Allah de Verhevene zegt: “Toen jullie je Heer (bij de Slag van Badr) om hulp vroegen en Hij jullie verhoorde.” Soerat Al-Anfaal (8), aayah 9. Het bewijs voor het offeren van dieren is dat Allah de Verhevene zegt: “Zeg: ”Voorwaar, mijn salaat, mijn offers, mijn leven en mijn sterven zijn opgedragen aan Allah, Heer der Werelden. Hij heeft geen deelgenoten, en dat is mij bevolen (te verkondigen), en ik ben de eerste van de moslims.” Soerat Al-An’aam (6), aayaat 162-163. En uit de Soennah: “Allah vervloekt degene die voor iemand anders dan Allah (een dier) offert.” Het bewijs voor het afleggen van eden is dat Allah de Verhevene zegt: ”Zij vervulden hun geloften. En zij vreesden een Dag waarvan het kwaad verschrikkelijk is.” Soerat Al-Iensaan (76), aayah 7.


AL.ISLAAM.COM
Uw mobiele kennisbron over de Islaam

BESCHIKBAAR OP DE VOLGENDE APPARATEN